Erfemissiecoach
Staat uw vraag niet bij deze meest gestelde vragen (faq’s) hieronder?
Stel uw vraag dan per e-mail: erfemissie@clm.nl
Voor de introductie van het gesloten vulsysteem streeft de overheid naar een aanpassing van het Besluit activiteiten leefomgeving, waarbij gebruik van het gesloten vulsysteem wordt verplicht vóór 1 januari 2025. Samenwerkende partijen zullen met de overheid bespreken of en hoe in een praktisch haalbare overgangstermijn kan worden voorzien. De verplichting gaat gelden voor vloeibare gewasbeschermingsmiddelen in verpakkingen van 1 tot 20 liter en voor de open teelten.
Er zijn verschillende typen en merken gesloten vulsystemen beschikbaar. Gesloten vulsystemen worden ook wel Closed Transfer Systems (CTS) genoemd. Er zijn opbouwsystemen beschikbaar en stand-alone systemen. De opbouwsystemen kunnen op of bij de vultrechter worden gemonteerd, maar ook op het platform van veldspuiten die via een mangat worden gevuld. Bij gedragen spuiten is het afhankelijk van de beschikbare ruimte of een opbouwsysteem kan worden geplaatst. Wat een gesloten vulsysteem nodig heeft is een aanvoer van schoon water met voldoende druk, om het systeem en de verpakking goed te reinigen, evenals een afvoer naar de spuittank. Op toolboxkaart 19 en cumela.nl/nieuws/vier-gesloten-vulsystemen-spuitmachines-vergeleken zijn verschillende gesloten vulsystemen beschreven. Heeft u meerdere spuitsystemen, dan is een stand-alone versie vaak een goede oplossing.
Het antwoord op deze vraag gaan we momenteel na. Zodra we het antwoord hebben, laten we het hier weten!
- Het vullen van de spuit mag op een vaste plek op het erf, boven een bodembeschermende voorziening (vloeistofdichte vloer of vloeistofkerende verharding). Zorg dat adsorptiemateriaal klaar staat om gemorste gewasbeschermingsmiddelen op te ruimen. En zorg voor een ruime afstand tot de sloot en putten die op de sloot afwateren.
- Het vullen van de spuit mag op het perceel, houd daarbij ruime afstand tot de sloot (minstens 2 meter). Bij vullen vanuit het oppervlaktewater is een terugslagklep op de aanzuigslang verplicht. Laat de vulslang tijdens een bespuiting niet aan de spuit zitten. Hierdoor komen gewasbeschermingsmiddelen op de buitenkant van de vulslang. Tijdens het vullen kunnen deze middelen vervolgens in de sloot terecht komen.
- Het intern reinigen van de spuit mag op het perceel waar het betreffende gewasbeschermingsmiddel is toegepast, restvloeistof moet gelijkmatig verspreid worden.
- Inwendig reinigen mag op het erf alleen op een wasplaats (minimaal een aaneengesloten verharding). Het water moet worden opgevangen, na opvang kunt u het waswater afvoeren of verwerken met systemen als een biofilter, Phytobac of Heliosec/RemDry.
- Dit mag op het perceel waar de gewasbeschermingsmiddelen zijn toegepast, houd hierbij wel voldoende afstand tot de sloot.
- Er mag incidenteel (circa 2x per jaar) een machine waarmee gewasbeschermingsmiddelen zijn toegepast (dus ook bijvoorbeeld een aardappelplanter of zaaimachine) op het erf uitwendig gereinigd worden waarbij het waswater in de bodem infiltreert. Het waswater mag niet (via een put) naar de sloot of het riool stromen.
- Bij vaker dan ‘incidenteel’ reinigen op het erf, is een wasplaats met opvang van het waswater verplicht. Het waswater kunt u verwerken met systemen als een biofilter, Phytobac en Heliosec/RemDry.
Stal bij voorkeur uw veldspuit, en andere machines waar gewasbeschermingsmiddelen mee toegepast worden, overdekt. Is dit niet mogelijk kies dan voor een onverhard oppervlak, waarbij u meer dan 5 meter afstand tot de sloot aanhoudt. Stalt u de veldspuit buiten op een verhard oppervlak? Zorg dan dat het regenwater in de bodem kan infiltreren en niet (via een put) afstroomt naar de sloot.
De wasplaats moet aaneengesloten zijn. Een aaneengesloten verharding is een vloer, verharding of constructie die stoffen tijdelijk keert, waarvan eventuele onderbrekingen of naden zijn gedicht. Dit is bij voorkeur een vloer van beton of asfalt, maar de vloer mag ook uit gekitte elementen bestaan. Gekitte stelconplaten voldoen als ze daadwerkelijk goed dicht zijn (en geen ijzeren rand hebben).
Bij een onoverdekte wasplaats geldt dat het van de wasplaats afstromende regenwater:
- In de bodem mag infiltreren, bijvoorbeeld door een infiltratiegreppel. Hiervoor heeft u een maatwerkvoorziening van de gemeente/omgevingsdienst nodig.
- NIET mag worden geloosd op oppervlaktewater.
Het bij het wassen vrijkomende water mag niet over de rand van de wasplaats lopen. En regenwater vanaf het erf mag niet over de wasplaats lopen.
Het waswater van het reinigen van machines zonder gbm mag worden geloosd op:
– onverharde bodem
– een infiltratievoorziening
– het vuilwaterriool
Het Bal stelt geen specifieke kwaliteitseisen aan het waswater. Wel geldt de (specifieke) zorgplicht: lozen van minerale olie en onopgeloste stoffen is niet toegestaan. Daarom is een wasplaats voor machines zonder gbm, waarin het waswater via een bezinkput en olie- en vetafscheider naar de bodem of het vuilwaterriool stroomt, aan te bevelen.
In specifieke omstandigheden, en als daar goede redenen voor zijn, kan het bevoegd gezag met een maatwerkvoorschrift een andere route toestaan.
Grofweg zijn er drie verschillende manieren om restvloeistof en waswater te verwerken:
- Door middel van biologische afbraak
- Door middel van verdamping
- Fysisch-chemische zuivering
Zuiveringssystemen die werken op basis van biologische afbraak zijn de biofilter en de Phytobac. Deze systemen werken door binding van gewasbeschermingsmiddelen aan organische stof of bodemdeeltjes en afbraak van gewasbeschermingsmiddelen door micro-organismen.
Zuiveringssystemen die werken op basis van verdamping zijn de Heliosec en de RemDry. Bij deze systemen verdampt het water en blijven resten van gewasbeschermingsmiddelen in vaste vorm achter. Deze resten moeten worden afgevoerd naar het klein gevaarlijk afval.
Fysisch-chemische zuivering is de zuivering die werkt op basis van ozon, waterstofperoxide, actief kool en/of UV licht. Dit zijn de zuiveringssystemen zoals ze zijn goedgekeurd door de Beoordelingscommissie Zuiveringsinstallaties Glastuinbouw (BZG), om invulling te geven aan de zuiveringsplicht in de glastuinbouw. Zet u deze systemen elders dan de glastuinbouw in dan is lozing van gezuiverd water niet toegestaan en bent u verplicht dit water te hergebruiken. Het grote voordeel van deze systemen is dat ze een grote capaciteit hebben, enkele kubieke meters per uur, in plaats van op jaarbasis. Het water dat gezuiverd is, moet echter wel worden hergebruikt, bijvoorbeeld als spoelwater of om spuitvloeistof mee aan te maken. Zeker in het laatste geval moet men bedacht zijn op eventuele restanten die na zuivering nog achterblijven en mogelijk de residu-eisen tijdens een bespuiting van een ander gewas overschrijden.
Zie Toolboxkaart 13 voor meer informatie.
Grofweg zijn er drie verschillende manieren om restvloeistof en waswater te verwerken:
- Door middel van biologische afbraak
- Door middel van verdamping
- Fysisch-chemische zuivering
De eerste twee type systemen kunnen ook prima overweg met restanten bolontsmettingsvloeistof. Fysische-chemische zuiveringssystemen kunnen slecht(er) overweg met bolontsmettingsvloeistof, dit heeft meerdere redenen. Ten eerste bevat het restant bolontsmettingsvloeistof vaak veel organisch materiaal dat een negatief effect heeft op de werking van het zuiveringssysteem. Daarnaast is de concentratie van middelen in het bolontsmettingsbad vele malen hoger dan in het tuinbouwwater waar deze systemen op ontworpen en getest zijn, hierdoor behaalt het systeem niet het veronderstelde rendement van 95%. Voor meer informatie over de verschillende typen zuiveringssystemen kijkt u bij vraag 10.
Nee, helofytenfilters zuiveren vooral nutriënten uit afvalwater. Voor het zuiveren van restanten van gewasbeschermingsmiddelen uit afvalwater zijn deze systemen onvoldoende werkzaam.
Restwater bij fysisch-chemische zuivering
De eerste afweging bij het aanschaffen van een zuiveringssysteem is of een systeem restwater mag opleveren of niet. Dit is het voornaamste verschil tussen fysisch-chemische systemen en systemen die werken op basis van verdamping of biologische afbraak. Bij het eerste type blijft er restwater achter, bij de andere twee types niet. Voor meer informatie over de verschillende typen zuiveringssystemen kijkt u bij vraag 10.
Het achterblijven van restwater is een belangrijk nadeel van fysisch-chemische systemen, omdat dit water niet geloosd mag worden. U kunt dit water uiteraard hergebruiken, bijvoorbeeld om uw machines mee te wassen, of om spuitvloeistof mee aan te maken. Het gebruiken van dit water om te beregenen wordt gezien als een lozing op de bodem en is daarom niet toegestaan. Bij het hergebruiken van dit restwater voor het aanmaken van spuitvloeistof is het belangrijk om te weten welke residuen er nog zijn achtergebleven. Dit type systemen heeft een rendement van tenminste 95% als ze op de BZG lijst staan. BZG staat voor Beoordelingscommissie Zuiveringsinstallaties Glastuinbouw. Dit rendement is echter alleen bepaald voor 10 veel gebruikte gewasbeschermingsmiddelen in de glastuinbouw in concentraties die in de glastuinbouw gangbaar zijn. Dit geeft dus geen garanties voor water met andere verontreinigingen en andere gewasbeschermingsmiddelen. Als residuen aanwezig zijn in water dat gebruikt wordt om spuitvloeistof aan te maken kan het zijn dat deze residuen onbedoeld op het gewas komen waar deze residuen vervolgens tot een overschrijding van de MRL’s kunnen lijden.
Capaciteit zuiveringssystemen op basis van biologische afbraak en verdamping
Een afweging bij de aanschaf van deze zuiveringssystemen is de benodigde capaciteit. Bij behoefte aan een geringe capaciteit zijn de modulaire eenheden van biofilter, Phytobac, Heliosec of RemDry met een capaciteit van 2-3 m3 per eenheid per jaar een goede keuze. Is er vraag naar een grote capaciteit dan komt een grote in beton uitgevoerde Phytobac in beeld, evenals een fysisch-chemisch zuiveringssysteem. De aanschaf van een betonnen Phytobac is vanaf ca. 10 m3 zuiveringsbehoefte per jaar voordeliger dan de aanschaf van losse Phytobac modules.
Een wasplaats en zuiveringssystemen komen vanaf 2024 helaas niet meer in aanmerking voor MIA/Vamil.
Bij een onoverdekte wasplaats geldt dat het, van de wasplaats afstromende, regenwater:
- In de bodem mag infiltreren, bijvoorbeeld door een infiltratiegreppel. Hiervoor heeft u een maatwerkvoorziening van de gemeente/omgevingsdienst nodig.
- Niet mag worden geloosd op oppervlaktewater.
Voor een overdekte wasplaats kan het zijn dat u een bouwvergunning nodig heeft. Op de website omgevingswet.overheid.nl/checken) van het Omgevingsloket kunt u een vergunningcheck doen.
Uiterlijk vier weken voor u de wasplaats in gebruik neemt, doet u een melding. Dit is altijd verplicht, ook als u geen vergunning hoefde aan te vragen. De melding kunt u doen bij het Omgevingsloket omgevingswet.overheid.nl/aanvragen). Het waterschap en de omgevingsdienst worden automatisch geïnformeerd.
Bij de melding voegt u in elk geval de volgende zaken toe:
- Een situatieschets van het bedrijf in zijn omgeving
- Een tekening van de wasplaats
- Een beschrijving van de afvalwaterstromen.
Wanneer u zelf met uw spuit of andere apparatuur naar de wasplaats van een ander gaat en daar van de voorzieningen gebruik maakt, zijn geen aanvullende regels en vergunningen nodig. Wel is het belangrijk dat de eigenaar van de wasplaats goede afspraken maakt met derden over de voorwaarden waaronder de wasplaats wordt gebruikt en het juist gebruiken en reinigen van de wasplaats. Dit geldt ook voor een wasplaats die u samen met anderen aanlegt en beheert.
Het is niet zondermeer toegestaan om waswater (met gewasbeschermingsmiddelen) vanaf een andere locatie te zuiveren in de zuivering van de gemeenschappelijke wasplaats. Hiervoor zijn aanvullende regels van toepassing en vergunningen nodig (afvalstoffen wetgeving).`
Ja, dat mag. Wel is er een aantal zaken waar rekening mee moet worden gehouden:
- Bij aflevering van meer dan 25.000 liter brandstof per jaar is een vloeistofdichte vloer verplicht (inclusief bodemonderzoek en certificaat van vloeistofdichtheid).
- Lozing van afvalwater tijdens tanken mag alleen op het vuilwaterriool. Met maatwerk van gemeente/omgevingsdienst of waterschap is lozing op bodem of oppervlaktewater toe te staan.
- Afvalwater moet te bemonsteren zijn.
- Een olieafscheider met bezinkput is bijna altijd noodzakelijk.
- Als de wasplaats die ook gebruikt wordt als tankplaats wordt opgeheven, is een bodemonderzoek nodig. Als verontreiniging wordt gevonden, moet de ondernemer deze saneren tot de waarden uit de nulmeting (als deze is gedaan), en anders tot de achtergrondwaarden uit het Besluit Bodemkwaliteit. Die laatste zijn meestal strenger. Daarom wordt een nulmeting bodemonderzoek aangeraden bij een dergelijke wasplaats.
Ja dat mag. Waswater mag gelijkmatig worden verspreid over landbouwgronden. U kunt het waswater opvangen in de mestkelder en het daarna samen met de mest uitrijden. U mag het waswater van de veewagens ook apart opvangen en verspreid uitrijden op landbouwgrond. Als dit niet mogelijk is, kunt u met maatwerk toestemming vragen om het anders te lozen.
Een aaneengesloten verharding is een vloer, verharding of constructie die stoffen tijdelijk keert, waarvan eventuele onderbrekingen of naden zijn gedicht. Dit is bij voorkeur een vloer van beton of asfalt, maar de vloer mag ook uit gekitte elementen bestaan.
Een vloeistofkerende verharding is een fysieke barrière die in staat is stoffen tijdelijk te keren.
Een vloeistofdichte verharding is een vloer die vloeistoffen langdurig tegen houdt, bijvoorbeeld een vloer van beton of asfalt. Een voorziening wordt als vloeistofdicht beschouwd als die onder certificaat is aangelegd of als de voorziening na inspectie als vloeistofdicht is beoordeeld. Voor alle vloeistofdichte vloeren en verhardingen geldt een keer per 6 jaar een periodieke keuring door een erkende inspectie-instelling op grond van het Besluit bodemkwaliteit. Daarnaast gelden algemene onderhoudseisen zoals het jaarlijks controleren op gebreken en het repareren en onderhouden van vloeistofdichte vloer en verhardingen.
Omdat aaneengesloten en vloeistofkerende verhardingen stoffen maar tijdelijk keren, gelden daaraan gekoppeld organisatorische beheermaatregelen (incidentenmanagement) zodat gemorste vloeistoffen direct worden opgeruimd, voordat indringing in de bodem kan plaatsvinden. Onder andere door heldere werkinstructies bij lekkage of morsen en voldoende hulpmiddelen om gemorste vloeistoffen tijdig op te ruimen.
Een nulsituatie bodemonderzoek is verplicht bij de aanleg van een vloeistofdichte vloer. Er bestaan zeer veel bedrijven die dit voor u kunnen doen. Belangrijk is dat onderzoek wordt uitgevoerd volgens de geaccepteerde norm NEN5740. U kunt via uw favoriete zoekmachine een bedrijf vinden dat dit onderzoek aanbiedt in uw regio.
Op de website www.bodemvergelijker.nl heeft een aantal bedrijven zich verzameld. Hier kunt u eenvoudig meerdere offertes opvragen bij bedrijven uit uw regio.
Een keuring op vloeistofdichtheid is alleen verplicht bij de aanleg van een vloeistofdichte vloer, deze verplichting geldt niet voor een aaneengesloten vloer.
Meer informatie over de inspectie van vloeistofdichte vloeren kunt u vinden op: http://www.bodembescherming.nl/inspectie-vloeistofdichte-vloeren
Erkende instellingen hiervoor kunt u vinden op de website bodemplus.nl van Rijkswaterstaat als u zoekt op normdocument 7700: https://www.bodemplus.nl/aanvragen/erkenningen/zoekmenu/?results=instelling&normdocument=7700&form=instelling